Gouverneur Cathy Berx onderzoekt opkomsttijden brandweer
Op 31 augustus 2010 stelde gouverneur Cathy Berx het pilootproject “Geo-BLiPP” voor in de brandweerkazerne van Antwerpen. Mits uitbreiding van dit project, zullen voor de hele provincie Antwerpen de exacte opkomsttijden van de brandweerdiensten kenbaar zijn. Zo weet het hulpcentrum 100 precies welk korps het snelst de nodige hulp kan bieden en wordt de burger in nood sneller geholpen.
Voor het pilootproject werden in totaal 22 brandweervoertuigen in onze provincie uitgerust met zwarte dozen. Door deze “blackboxes” kan men de voertuigen in real-time volgen. Bovendien registreert de zwarte doos automatisch de vertrektijd van de voertuigen. Deze tijd wordt opgeteld bij de tijd die het hulpcentrum 100 nodig heeft om de brandweer te verwittigen. Aangevuld met de effectieve aanrijtijd geeft dit een correct beeld van de snelste brandweerploeg ter plaatse (het principe van de snelste adequate hulp).
Een internettoepassing brengt de handelingen, gevolgde routes en locaties van deze voertuigen in kaart, zodat men deze gegevens ook op een later tijdstip kan raadplegen en analyseren.
Aan het pilootproject “Geo-BLiPP” namen acht brandweerkorpsen in onze provincie deel: Duffel, Kontich, Puurs, Boom, Edegem, Willebroek, Antwerpen en Mechelen. Deze doelgroep bleek de meest representatieve omdat ze beroeps- en vrijwilligerskorpsen bevat. Het grondgebied van deze korpsen loopt bovendien over 3 van de 5 hulpverleningszones, ligt tussen twee belangrijke verkeersassen en vertoont zowel stedelijke, voorstedelijke als landelijke kenmerken.
Chris Serneels, brandweercommandant van Duffel: “Het gemeentebestuur van Duffel voorziet in het najaar van 2010 de installatie van blackboxes in al onze brandweerwagens. Het systeem laat toe om in real-time een overzicht te krijgen van waar de verschillende voertuigen zich bevinden. Dit is een grote meerwaarde bij stormschade of grootschalige interventies, maar ook bij de diefstal van een brandweervoertuig bijvoorbeeld.
Daarnaast beschikt onze dienst met deze tool eindelijk over een objectieve registratie van de opkomst-, uitruk- en aanrijtijden. Zo kunnen we deze tijden gunstig proberen te beïnvloeden door bijvoorbeeld gericht manschappen te rekruteren die dichter bij de kazerne wonen of die tijdens bepaalde uren beschikbaar zijn. Bovendien laat de software ons toe om interne statistieken bij te houden, zoals de snelheden, het gebruik van de geluidsinstallatie…”
Brandweervoertuig met blackbox
Per brandweerkorps werden twee voertuigen uitgerust, brandweer Antwerpen kreeg de overige acht toestellen toegewezen. De zwarte dozen werden op de -vaakst ingezette- eerstelijnsvoertuigen geïnstalleerd: autopompen en snelle hulpvoertuigen.
Gouverneur Cathy Berx: “Dit pilootproject liep van 1 september 2009 tot 31 augustus 2010 en heeft ons 15899,40 € gekost. Het project heeft zijn nut tijdens de testfase zeker bewezen, dus willen we samen met alle gemeenten onderzoeken hoe we dit zo snel mogelijk kunnen uitbreiden naar de hele provincie. Daartoe zal ik de komende dagen de burgemeesters/voorzitters van de brandweerzones contacteren opdat we een overzicht zouden kunnen krijgen van de brandweerzorg in de hele provincie.”
Snelste adequate hulp
Het principe van de snelste adequate hulp behelst dat het hulpcentrum 100 naast de bevoegde hulpdienst ook de hulpdienst die het snelst ter plaatse kan zijn, naar het incident stuurt. Voor brandweer werd voorlopig van de stelling uitgegaan dat beroepskorpsen na 2 minuten kunnen vertrekken, voor vrijwilligerskorpsen zou dit na 5 minuten zijn. Met dit project kan de reële uitruktijd worden vastgesteld zodat het hulpcentrum 100 die dienst oproept die ook effectief het snelste ter plaatse kan zijn.
Op basis van de op dit moment bekende resultaten, kan men stellen dat de gemiddelde uitruktijd van de geteste vrijwilligerskorpsen dichter bij 3 minuten ligt dan bij de theoretische 5 minuten. Voor de beroepskorpsen houdt de theoretische uitruktijd van 2 minuten stand. Voor het hulpcentrum 100 zich op deze resultaten zal baseren, moeten er voldoende statistische gegevens voorhanden zijn.
Ook bij het samenbrengen van het hulpcentrum 100 en de 101-centrale in het CICANT (Centrum voor Informatie en Communicatie Antwerpen) kan men op basis van dit project analyseren welk effect deze integratie op de dienstverlening zou hebben en kan men bijsturen indien nodig.